
Intro - Riet de Jong
Voordat de beeldhouwkunst haar relatief laat in een stevige greep
kreeg, had Riet de Jong (1946-2008) al jaren met veel plezier gewerkt
als verpleegster, doktersassistente en maatschappelijk werkster. Het
is daarom niet verwonderlijk dat ook in haar beelden de mens centraal
staat en de dramatiek van het leven vaak een belangrijke rol speelt.
Pretentieloos begonnen op een zomerse cursus, wijdde zij zich al snel
met volledige overgave aan het beeldhouwen. Zij verdiepte zich grondig
in de vele facetten van het vak en stak overal waar ze dacht iets te
kunnen leren haar licht op. Vooral het werk van Rodin en Giacometti
maakte op haar een onuitwisbare indruk en bleef een bron van
inspiratie.
Aanvankelijk werkte Riet zowel in steen als in brons, maar zij legde
zich uiteindelijk toe op het laatste materiaal. Vanaf het begin was er
een vruchtbare samenwerking tussen Riet en bronsgieter Raymond Spier
van Studio ‘LEMAREZ’ in Ridderkerk. In nauw overleg werd elk beeld
door hem en zijn medewerkers met groot vakmanschap gegoten en
gepatineerd.
In nog geen 12 jaar tijd maakte zij ruim 140 beelden die de zware
toets van haar eigen kritiek konden doorstaan. Aan die krachtige en
gracieuze beelden ging meestal maar één snel piepklein schetsje
vooraf. Een directe aanleiding om aan een nieuw beeld te beginnen kon
eigenlijk van alles zijn: de lichaamshouding van een argeloze
voorbijganger, een foto in een krant of tijdschrift, iets in haar
privé-leven. De constante factor in het hele proces was muziek. Altijd
werd er gewerkt onder de bezielende klanken van haar favoriete
componisten. Bach is figuurlijk gesproken getuige geweest van het
ontstaan van menig beeld.
De vier beelden die Riet helaas niet meer heeft kunnen afmaken, zijn
na haar overlijden toch éénmaal gegoten. In die gevallen is aan de
titel “onvoltooid” toegevoegd. Opvallend is overigens dat Riet bijna
al haar beelden zeer neutrale titels heeft gegeven. Niets mocht een
vrije interpretatie in de weg staan. Zo bleef zij ook als persoon
liever op de achtergrond, in de hoop dat haar beelden zélf genoeg
zouden vertellen. Dat doen ze en zullen ze ongetwijfeld blijven doen.
|